Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek

   HOME:
 

Achtergrond van het DNA-onderzoek

Wat is DNA?

DNA is de afkorting van 'Deoxyribo Nucleic Acid' (in het Nederlands 'desoxyribonucleïnezuur'). Het is de stof in het lichaam die de drager is van de erfelijke eigenschappen.

Het DNA bestaat uit twee tegenover elkaar liggende strengen die zijn opgebouwd uit bouwstenen. Er zijn vier verschillende bouwstenen,
A (Adenine), T (Thymine), C (Cytosine) en G (Guanine). Adenine zit altijd tegenover Thymine en Cytosine zit altijd tegenover Guanine.
De volgorde waarin de bouwstenen voorkomen, bepaalt de erfelijke informatie.

DNA komt voor in de vorm van chromosomen. Iedere cel van het menselijk lichaam bevat 23 paar chromosomen. Van ieder paar komt één exemplaar van moeder en één exemplaar van vader. Dit betekent dat de helft van de erfelijke informatie van moeder en de andere helft van de erfelijke informatie van vader afkomstig is.

 

 

 

 

 

DNA kan worden onderscheiden in:

Autosomaal DNA (chromosoomparen 1 t/m 22):
Autosomaal DNA bevindt zich in de celkern en heeft een zeer groot onderscheidend vermogen. Alleen eeneiige tweelingen hebben identieke autosomale DNA‑profielen.

Geslachts‑chromosomaal DNA (X‑ en Y‑chromosoom):
Ook dit DNA bevindt zich in de celkern. Vrouwen hebben twee X‑chromosomen, mannen één X‑ en één Y‑chromosoom. Het Y‑chromosoom wordt van vader op zoon onveranderd doorgegeven, waardoor alle in directe mannelijke lijn verwante mannen identieke Y‑chromosomale DNA‑profielen hebben.

Mitochondriaal DNA (mtDNA):
Het mtDNA bevindt zich buiten de celkern in de mitochondriën (de 'energiecentrales' van de cel). MtDNA wordt van moeder op kind onveranderd doorgegeven, waardoor alle in directe vrouwelijke lijn verwante personen (mannen én vrouwen) identieke mtDNA‑profielen hebben.